De toekomst van PPS : met of zonder vraagteken (?)
Het idee achter de Publiek-Private-Samenwerking (PPS) ontstond eind jaren tachtig en werd aanvankelijk ontwikkeld vanuit de stroming New Public Management. New Public Management wilde de efficiëntie en de doeltreffendheid van de publieke sector verbeteren door inzichten uit de ondernemingswereld over te nemen.
Aanvankelijk werd PPS niet echt goed onthaald: sommige politici en ambtenaren vreesden de privatisering van overheidsdiensten terwijl ondernemers vaak sceptisch stonden tegenover een “wispelturige” overheid.
In Europa wijzigde deze houding naar aanleiding van de invoering van de Maastrichtnormen in 1993. Want hierdoor dienden de lidstaten o.m. een schuldgraad te halen van 60% t.o.v. het Bruto Binnenlands Product.
Zowel politici als leidinggevende ambtenaren zochten toen gedreven naar middelen om dit doel te behalen: een mogelijke piste was PPS. Openbare infrastructuurwerken (wegen, hospitalen, scholen, …) werden in de steigers gezet onder de vorm van PPS. Het opzet was om de aangegane schulden “buiten balans” te houden. Of concreter: de schulden aangegaan binnen een PPS-constructie zouden geen impact hebben op de schuldgraad (de zogenaamde begrotingsneutraliteit).
De Europese begrotingswaakhond Eurostat liet sommige zaken toe en andere dan weer niet.
Een gebrek aan transparante regels (vervat in het zogenaamde Europees Stelsel van Rekeningen – ESR95 en ESR2010) deed in de jaren 2005-2015 de twijfel groeien bij vele politici. Een frappant voorbeeld hiervan is het Oosterweeldossier, waarbij het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) aanvankelijk de begrotingsneutraliteit van het dossier had goedgekeurd, maar waarbij na enige tijd Eurostat terug kwam op deze beslissing.
Het buiten begroting houden van de schulden werd dan ook hoe langer hoe minder de hoofddoelstelling. Meer en meer kwamen voordelen als tijdswinst, inhuren van expertise via PPS en inbreng van kapitaal op de voorgrond. Het Vlaams Kenniscentrum PPS heeft hiertoe heel wat bijdragen geleverd.
Politici, ambtenaren, banken en ondernemers vonden elkaar steeds beter, waardoor mooie resultaten werden geboekt. De dossiers werden steeds grondiger voorbereid, want de inzet van zowel juristen (beslagen in publiek recht zodat men kan inspelen op o.a. de wetgeving rond overheidsopdrachten), als financiële experten is een absolute noodzaak.
Valt het vraagteken achter de toekomst van PPS weg? Wij denken van wel. Na een zoektocht van minstens twee decennia hebben de Europese Commissie en Eurostat intussen de begrotingsregels inzake PPS duidelijker gemaakt, zodat overheden niet meer voor verrassingen komen te staan. De gezamenlijke publicatie van Eurostat, The European Investment Bank en The European PPP expertise Centre “A Guide to the Statistical Treatment of PPPs” (september 2016) heeft voor heel wat lidstaten, waaronder België, meer duidelijkheid gecreëerd. Gezien het feit dat België één van de Europese koplopers is wat betreft de schuldgraad (106% van het BBP), en daardoor sterk vragende partij is om de publieke investeringen op te drijven via PPS, geeft deze publicatie meer houvast. Intussen zijn tientallen projecten lopende, zowel op federaal, regionaal als lokaal niveau. Scholen voor Morgen, PPS Bruggen Albertkanaal, het Masterplan Scholenbouw … zijn maar enkele voorbeelden.
Tot slot willen we nog opmerken dat nu ook het publiek recht (o.m. dankzij de nieuwe wetgeving inzake overheidsopdrachten) meer klaarheid biedt voor banken en ondernemers om deel te nemen aan overheidsopdrachten inzake PPS.