Over de schildpad en de (binnenkort iets snellere) haas – de hervorming van de Raad van State
Deze zomer werd met de wet van 11 juli 2023[1] (de Hervormingswet) de hervorming van de Raad van State ingezet. Deze wet, en de uitvoerende Koninklijke Besluiten (zie verder), voeren belangrijke wijzigingen door met betrekking tot de procedureregels van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Eén van de belangrijkste doelstellingen van de Hervormingswet is om de doorlooptijd van de procedures te reduceren. Concreet wil de wet de doorlooptijd van vernietigingsberoepen terugbrengen tot 18 maanden, of 15 maanden voor zaken van hoger belang, en 3 maanden voor schorsingsberoepen.
Ook wordt gesleuteld aan de werking van de afdeling wetgeving om deze verder te optimaliseren. In deze nieuwsbrief gaan we niet verder in op deze wijzigingen.
In navolging van de Hervormingswet werden op 21 juli 2023 twee koninklijke besluiten afgekondigd ter uitvoering van de Hervormingswet[2]:
- één tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- één tot bepaling van de zaken van hoger openbaar belang en de mogelijke organisatorische maatregelen in de zin van artikel 10/1, tweede lid, van de wetten op de Raad van State.
We sommen hier een aantal belangrijke wijzigingen op:
- De Hervormingswet voert enkele nieuwe termijnen in waarbinnen bepaalde proceshandelingen moeten worden gesteld. We belichten hier nieuwe termijnen die de Hervormingswet oplegt aan het auditoraat.[3] De Hervormingswet stelt nu expliciet dat de auditeur zijn verslag moet overmaken aan de kamer binnen een termijn van 6 maanden (te rekenen van de dag waarop deze het volledige dossier heeft ontvangen) in geval van een vernietigingsberoep. Deze termijn kan eenmaal met 6 maanden verlengd worden.[4] Voor de schorsingsprocedure wordt een termijn van 15 dagen ingevoerd.[5]
De termijn van 6 maanden treedt in werking op 1 januari 2024, met een overgangsperiode tot 30 april 2024. De auditeur beschikt voor zaken die tijdens deze eerste 4 maanden op de rol geschreven worden over een termijn van 10 maanden.[6] Met betrekking tot de wijzigingen aan de schorsingsprocedure stelt de Hervormingswet dat deze uiterlijk op 1 januari 2025 in werking zullen treden.
De procedure tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt behouden, maar ook stevig hervormd. In een toekomstige bijdrage gaan wij dieper in op de wijzigingen van de schorsingsprocedures. - Een andere efficiëntiemaatregel die ingevoerd wordt betreft de structuur van het verzoekschrift tot nietigverklaring. De Hervormingswet en haar uitvoerende besluiten stellen dat de verzoeker in zijn uiteenzetting van de middelen (in een verzoekschrift tot nietigverklaring) voortaan zelf zijn bezwaar zal moeten samenvatten wanneer zijn middel een belangrijke uiteenzetting behoeft. Hierdoor kunnen de magistraten (auditeurs en staatsraden) kostbare tijd winnen en zich concentreren op de beslechting van het geschil. De samenvatting van het middel betreft zowel de rechtsregels waarvan de schending aangevoerd wordt, als de wijze waarop die regels overtreden zouden zijn.[7]
Het ontbreken van zo een samenvatting van een grief geeft op zich geen aanleiding tot de onontvankelijkheid van het middel.[8]
Er zal een vademecum worden uitgewerkt om partijen te helpen bij het opstellen van hun procedurestukken. - Verder bepaalt de Hervormingswet (en haar uitvoeringsbesluiten) dat wanneer een partij vraagt om gehoord te worden (bijvoorbeeld bij vaststelling van een gebrek aan belang door laattijdige betaling van rolrechten of wanneer een verzoek tot schorsing wordt afgewezen) hiervoor een schriftelijke verantwoording moet worden toegevoegd. Deze wijziging heeft een dubbele doelstelling. Allereerst kunnen zinloze zittingen hierdoor vermeden worden. In de praktijk waren er namelijk vaak partijen die vroegen om gehoord te worden, maar die uiteindelijk niet kwamen opdagen. Bovendien laat de uiteenzetting toe dat de andere partijen in het geding en het auditoraat de zaak beter kunnen voorbereiden.[9]
De nieuwe regeling bevat wel geen expliciete sanctie wanneer dit niet wordt nageleefd. Het is aan de staatsraad om te beoordelen of het niet meedelen ervan gevolgen heeft voor het tegensprekelijk debat of de rechten van de verdediging van de andere partijen. In ieder geval kan hij beslissen om de debatten te heropenen om de auditeur en de andere partijen in staat te stellen te reageren op de mondeling uiteengezette argumenten. - Ter wille van een snellere en efficiëntere rechtsbedeling wordt er uitdrukkelijk in voorzien dat de auditeur aan de verwerende partij kan vragen een niet-elektronische versie van het administratief dossier of bepaalde stukken over te maken. De verwerende partij is verplicht om op dat verzoek in te gaan voor zoverre zij zelf beschikt over een “papieren versie” van de stukken in kwestie. Als dat niet het geval is, zal zij alles in het werk stellen om een papieren versie van de desbetreffende stukken te verkrijgen.
- Wanneer blijkt dat het bestreden besluit is ingetrokken of de verzoekende partij afstand van geding heeft gedaan kan de auditeur ervoor opteren om niet langer een verslag in te dienen.
- De rechtsfiguur van de bestuurlijke lus (“de beslissing tot herstel”) wordt opnieuw ingevoerd. In het uitvoeringsbesluit van 21 juli 2023 betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt omschreven voor welke geschillen het kan worden gebruikt[10]. Dit blijft voorlopig beperkt tot bepaalde geschillen die van een bijzonder belang zijn voor maatschappelijk gewichtige projecten op regionaal niveau.[11] Meer bepaald gaat het om de geschillen inzake: (i) de akten en reglementen genomen met toepassing van het decreet van het Vlaamse Gewest betreffende complexe projecten; (ii) de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen[12]; (iii) de besluiten van de Waalse Regering tot herziening van een gewestplan[13]; (iv) de besluiten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van een gewestelijk bestemmingsplan[14].
- Ten slotte wordt een nieuwe regeling geïntroduceerd om elektronische procesvoering op een definitieve manier in te voeren bij procedures voor de Raad van State.[15]
[1] Wet van 11 juli 2023 tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, BS 24 juli 2023, http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/wet/2023/07/11/2023043802/staatsblad.
[2] Koninklijk besluit van 21 juli 2023 tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, BS 26 juli 2023, http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/besluit/2023/07/21/2023043851/staatsblad en Koninklijk Besluit van 21 juli 2023 tot bepaling van de zaken van hoger openbaar belang en de mogelijke organisatorische maatregelen in de zin van artikel 10/1, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/besluit/2023/07/21/2023031472/staatsblad.
[3] We merken op dat het om ordetermijnen gaat waarvan de naleving door het auditoraat zoveel mogelijk verzekerd moet worden, maar waaraan geen relevante sancties zijn gekoppeld.
[4] Toekomstig artikel 24 gecoördineerde wetten op de Raad van State.
[5] In een schorsingsprocedure wordt het verslag uiterlijk 5 werkdagen voor de terechtzitting meegedeeld aan de staatsraad-verslaggever en aan de partijen. Indien de auditeur niet beschikt over een termijn van 15 dagen (i.e. er is onvoldoende tijd om het verslag 5 werkdagen voor de terechtzitting over te maken aan de staatsraad-verslaggever en de partijen) kan de auditeur zich beperken tot een mondeling advies ter terechtzitting. Voor de volledigheid merken wij op dat er afwijkende termijnen gelden voor de procedure in uiterst dringende noodzakelijkheid (hier niet besproken).
[6] Artikel 27 Hervormingswet.
[7] Verslag aan de Koning bij KB 21 juli 2023, artikelsgewijze bespreking van artikel 1.
[8] Artikel 1 KB 21 juli 2023 en artikel 2, §1 Besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, BS 23-24 augustus 1948.
[9] Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2023, artikelsgewijze bespreking van artikelen 3, 4 en 8.
[10] Gewijzigd artikel 65/1 Besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State BS 23-24 augustus 1948 en artikel 38/10 Wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, BS 21 maart 1973.
[11] Artikelen 14-16 KB 21 juli 2023.
[12] Zoals bedoeld in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, titel II, hoofdstuk II, afdeling 2 (artikel 2.2.7 e.v.).
[13] Zoals bedoeld in boek II, titel II van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling (artikel D.II.18 e.v.).
[14] Zoals bedoeld in titel II, hoofdstuk III, van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (artikel 23 e.v.).
[15] Voordien werd dit met het Koninklijk Besluit 21 april 2020 tijdelijk ingevoerd. Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2023, artikelsgewijze bespreking van artikel 17; artikel 84, lid 2 Besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State BS 23-24 augustus 1948.